Het houten paleis werd opgetrokken van 14 tot 22 juli 1835. Kapitein Lery was er zowel de architect als de bouwer van. Het kreeg een centrale plaats aan de oostelijke zijde van het Koninklijk Park. Het bestond uit slechts een verdieping. Langs de vier zijden geeft een portiek, een soort rotonde door eiketronken ondersteund, toegang. Weerszijden die portiek ziet men twee muurvleugels in gevlochten stro waarop de letter “L” te lezen is. Deuren en vensters zijn afgeboord met eiketronken. De noord- en zuidportieken zijn gescheiden van de banketzaal door twee kleine ontvangstsalons. Eén ervan is het zogenaamde “Salon der Generaals. Verder vindt men de appartementen voor de koninklijke familie en hun gevolg. Het paleis werd geflankeerd door twee kleinere paviljoenen, waar tussen 1837 en 1913 de artilleristen verbleven die het alarmkanon bedienden (om 5u of in de winter 6u om 12u en 21u). Koning Leopold I verbleef hier regelmatig, zijn zoon Leopold II voor het laatst in 1875. Koning Albert I wilde er terug gebruik van maken, maar het paviljoen was zeer bouwvallig geworden en werd in 1912 afgebroken. De plannen om een nieuw te bouwen in het “Vals Park”, werden door de oorlog nooit uitgevoerd. |
Kijk ook eens naar de oude postkaarten |
This article is also available in English